De 'Vall de Boí' (vallei van Boi) is een smalle en zeer steile vallei in de hoge Catalaanse Pyreneeën, waar elk dorpje zijn eigen Romaanse kerk bezit. Deze kerken werden in de 11de en 12de eeuw gebouwd en versierd door Lombardische kunstenaars, beeldhouwers en vakwerklieden, die na de verdrijving van de Moren uit Italië overkwamen en daarom ook wel Lombardische kerken genoemd. Sinds het jaar 2000 worden ze door de Unesco gezien als werelderfgoed.
Het gaat om negen kerken -die van Sant Climent en van Santa Maria (Taüll), van Sant Joan (Boi), van Santa Eulàlia d'Erill-la-Vall, die van Sant Feliu (Barruera), van la Nativitat en van Sant Quirc (Durro), van Santa Maria (Cardet) en van Santa Maria (Cóll)- die werden gebouwd dankzij beloningen na de heroveringen van de christenen op de moren. Ze getuigen van een diepgaande culturele uitwisseling in het middeleeuwse Europa, en in het bijzonder in het gebied van de Pyreneeën. Hun grote waarde ligt echter niet alleen in hun middeleeuwse bouwstijl en kunstschatten, maar ook in hun omgeving van adembenemend natuurschoon.
Geschiedenis
Nadat de Moren in 711 het Visigothische Spanje binnentrokken en veroverden ontstonden er aan de randen van het Iberische schiereiland randgebieden waar de christenen zich bleven verzetten. Vooral dat van Asturië is bekend geworden omdat vandaaruit de uiteindelijke herovering op gang werd gebracht. maar ook in de Pyreneeën had de islamitische overheersing vrij weinig te zoeken.
In de tijd van Karel de Grote worden deze gebieden ten zuiden van Frankrijk uitgebreid. De Frankische keizer zag graag een militaire en religieuze buffer tussen de Moren en zijn rijk. Eén van die randgebieden was de Alta Ribagorça (tegenwoordig provincie Lleida), waar na enkele machtswisselingen de Graven van Erill het voor het zeggen kregen.
Voor hun steun en inzet bij de 'Reconquista' worden deze Graven van Erill rijkelijk beloond. Zo komt er na de herovering in de 11de en 12de eeuw veel goud en zilver in de streek terecht. Gebieden rond Zaragoza, Barbastro en Huesca werden zo financieel ondersteund, maar het lokte ook kunstenaars, beeldhouwers en vakwerklieden van buitenaf aan.
Architectuurstijl
De architectuurstijl van de kerken in de 'Valle de Boí' is uit een vroeg Romaanse periode (1000-1100). Deze in die periode universele bouwstijl kenmerkt zich door een nog primitieve vormgeving. Kenmerkend is het gebruik van tongewelven, dikke muren en rondbogen, en een verdeling in één of drie schepen en verder in kubusachtige ruimten, veelal gedecoreerd met houtsnijwerk en muurschilderingen. De typische torens deden dienst als uitkijktoren, waardoor ze visueel met elkaar in verbinding stonden.
Kunstschatten
Veel muurschilderingen in de kerken zijn vandaag de dag replica’s, alhoewel nog altijd indrukwekkend. De echte kunstwerken, die in deze kerken aanwezig waren zijn of in privéverzamelingen terecht gekomen of in musea als het bisschoppelijk museum in Vic en het 'Museo Nacional de Arte de Cataluña' (MNAC) in Barcelona, vlakbij >>Montjuïc.